In de jaren zeventig dachten we dat alles maakbaar was, geluk incluis. Inmiddels weten we wel beter. Geluk zien we tegenwoordig eerder als een bijproduct van onze inspanningen, als iets dat we zo maar krijgen. Je kunt geluk niet afdwingen – zelfs onze voetballers zeggen dat. Aurelius Augustinus (354-430 na Christus) dacht daar anders over en formuleerde een verrassend frisse visie op geluk, voor nu én voor 2026.
Geschreven voor communicatiebureau Hemels van der Hart, als onderdeel van een breed gesprek over de wereld in 2026.
Misschien zijn we in 2026 meer of anders gespitst op geluk dan nu. De economische crisis die we nu meemaken heeft ons dan hopelijk geleerd dat geld echt niet gelukkig maakt – of we het nu geleend hebben of niet.
Hoe dan ook, de inzichten van Augustinus over geluk zullen ook dan nog actueel zijn. ‘Die hebben eeuwigheidswaarde’, vindt Paul van Geest. Hij is theoloog en hoogleraar kerkgeschiedenis en geschiedenis van de theologie aan de Amsterdamse VU en in Tilburg, maar doceert haast net zo vaak in boardrooms van bedrijven als in collegezalen.
Een kleine Marokkaan
De katholieke kerk beschouwt Augustinus als een kerkvader, filosofen zien hem als een van de grootste denkers van zijn tijd. Dat is funest geweest voor zijn imago, als zou hij een waardige heilige geweest zijn, met strenge en massieve opvattingen. ‘Augustinus was klein, licht getint als een Marokkaan, en had een hese stem’, vertelt Van Geest. ‘Hij viel pas op als hij begon te spreken. Het was een levendige, charismatische en ook toegankelijke man. Als hij staand preekte in plaats van zittend en zei dat het weer tijd was om gesneden te worden, dan wisten de toehoorders dat zijn aambeien weer opspeelden.’
Augustinus’ visie op geluk is geen abstracte theorie, maar verbonden met zijn persoonlijke zoeken. Daardoor is het ook voor ons goed invoelbaar. Hij werd geboren uit Berberse ouders in Noord-Afrika, destijds Romeins gebied. Zijn ouders waren niet rijk, maar zorgden ervoor dat hun talentvolle zoon goed opgeleid werd. Hij werd meester in de retorica (welsprekendheid) en werkte zich op tot adviseur van de keizer in Milaan.
Balans
Op de top van de maatschappelijke ladder werd Augustinus echter onpasselijk van zichzelf. Van Geest: ‘Hij brak, omdat hij erachter kwam dat hij alleen maar bezig was de keizer te behagen. Hij kotste en kreeg er pijn van op zijn borst, vertelt hij in zijn boek Belijdenissen.’
Augustinus beschrijft hoe hij zich terugtrekt uit zijn hoge positie, om op zijn landgoed na te denken over het leven, in gesprek met vrienden en zijn zoon. Waar gaat het om in het leven? Om Gods wil te doen, zeggen zijn vrienden. Maar hoe kunnen wij Gods wil kennen?
Augustinus komt tot de conclusie dat het om balans gaat: innerlijk evenwicht. ‘Hij stelt een dagindeling op’, vertelt Van Geest. ‘Er is een tijd om te werken, om te eten, te wandelen, te ontspannen en te vacare. Dat laatste staat voor zelfonderzoek, over de vraag of het innerlijk en het uiterlijk leven nog met elkaar in overeenstemming zijn. Of je nog authentiek en integer bent, zouden wij zeggen.’
Wees onderdeel
Augustinus wordt katholiek in een kerk die nog helemaal in opbouw is. Het is niet verwonderlijk dat hij, met zijn talenten, al snel benoemd wordt tot bisschop van Hippo, het tegenwoordige Annaba in Algerije. Daar bekommert hij zich om zijn mensen en houdt duizenden preken, waarvan er bijna zevenhonderd bewaard zijn gebleven.
Ondertussen blijft hij zich ontwikkelen. ‘Dat serene evenwicht is toch wel erg self-centered’, vertaalt Paul van Geest de gedachtengang van Augustinus. ‘Het klopt ook niet, omdat wij nu eenmaal een deel zijn van een groter geheel van mensen, dieren en van alles wat leeft. Dat inzicht missen wij nu. Wij zetten onze kinderen aan tot individuele prestaties, maar leren hen niet hoe zij kunnen bijdragen aan het grotere geheel. Prestaties moeten ten dienste staan van iets groters, anders raken we geïsoleerd. Dat geldt voor mensen én voor organisaties.’
Augustinus maakt onderscheid tussen uti en frui: tussen wat je gebruikt en waar je van geniet. Van Geest: ‘Dingen zijn er om te gebruiken. Met dieren is dat al anders, vindt Augustinus: die hebben ook een ziel en zijn daarmee ook doel op zich. Dieren kun je gebruiken, maar je moet er ook van genieten. Mensen tenslotte zijn nooit een middel, maar alleen een doel op zich. Ze moeten tot hun recht komen, je moet ervan genieten. Dat wil zeggen dat je blij bent als het hen goed gaat, en verdrietig als het hen slecht gaat.’
Maak fouten!
Maar als je – als individu of als organisatie – in balans bent en kijkt hoe je zinvol onderdeel kunt zijn van het geheel, dan ben je er nog niet. ‘Onze wereld zal altijd gekenmerkt worden door tragiek’, zegt Van Geest. ‘Dood, pijn, verdriet, onvolmaaktheid: het hoort bij de natuur. Als je gelukkig wilt zijn, zul je moeten accepteren dat volmaakt geluk op aarde niet haalbaar is.’
Augustinus bekritiseerde de heidense filosofen omdat ze deden alsof uit een mooi stappenplan een soort Zwitserlevengevoel zou voortvloeien. Dat is niet realistisch, vond hij. Je moet bij voorbaat, pro-actief, onderkennen dat ieders leven getekend wordt door lijden en dood. Van Christus en zijn kruisdood leerde hij hoe dat lijden een plaats te geven in het leven.’
Zelfhulp
De zelfhulpprofeten van nu zouden aan Augustinus dus een kwade hebben. Van Geest: ‘Wij hebben grote moeite met het feit dat het leven niet maakbaar is, dat wij lijden onder fouten die anderen maken, lijden onder fouten die we zelf maken en nooit een antwoord krijgen op de vraag waarom God – die Augustinus voortdurend onbegrijpelijk noemt – lijden en dood toch toelaat.’
Maar als je aanvaardt dat dit nu eenmaal zo is, zul je ook eerder dankbaar zijn voor wat er allemaal wél goed gaat. Voor wat we zo maar, om niet, krijgen. ‘Het leven is voor Augustinus een textura: een weefsel, waarin de goede, mooie draden de slechte accentueren. Maar ook omgekeerd!’
Bevrijdend
Met deze drie stappen op weg naar geluk kunnen we levenslang vooruit, vindt Paul van Geest. ‘We zullen onszelf steeds weer moeten uitvinden en onszelf in evenwicht moeten brengen met onszelf, onze omgeving en met alles wat er mis gaat. Ook daarom zal Augustinus ook in 2026 nog steeds gelezen worden.’