Het is ‘een liefdesverklaring aan de kerk’, zegt theoloog en lekendominicaan Erik Borgman over zijn nieuwe boek. Arjan Broers las het en worstelde ermee.
Dit is een persoonlijk stuk over een persoonlijk boek – de auteur noemt het niet voor niks een ‘liefdesverklaring’. Het heet: Waar blijft de kerk. Gedachten over opbouw in tijden van afbraak en verscheen onlangs bij Adveniat.
Punt is: ik weet niet goed wat ik met (een groot deel van) het nieuwe boek van Erik Borgman aan moet. Ik deel dat maar met de lezers van deze website, vanuit het vertrouwen dat ook mijn niet-weten een vertrekpunt is.
Ik voel me verwant aan Erik Borgman. Wat mij aan het geloven houdt is – denk ik – vergelijkbaar met wat hem zo boeit: dat de praktijk van lezen, bidden, spreken en doen me steeds uit mijn eigen benauwenis haalt en in een groter plaatje zet, dat het mijn blik richt op wat ik voortdurend dreig te vergeten: dat ik niet alles overzie, dat ik leef van wat ik ontvang, dat juist wat kwetsbaar en mislukt is vindplaatsen zijn van het heilige.
En ook ik houd van taal. Van zinnen die een beeld oproepen in plaats van precieze antwoorden te geven. Erik is zelfs zo dol op de theologische opdracht van de synthese van schijnbare paradoxen dat hij voortdurend zinnen maakt met woorden als ‘en tegelijk’, en vooral met de constructie ‘het is niet … maar …’
Ik bewonder het dat Erik een theoloog is die zichzelf laat kennen: dat hij een vurige gelovige denker is, die ertoe wil doen. Er zijn al meer dan genoeg theologen die zichzelf levenslang geven in quasigeleerde universitaire reservaten, zonder zich ooit de vraag te stellen of ze nog iets of iemand anders dienen met hun werk dan zichzelf en het voortbestaan van hun discipline.
Soms houdt Erik trouwens te veel van taal. ‘Het komt erop aan de sporen van wat in de eucharistie publiek wordt, in hun verborgenheid te vinden en aan het licht te laten komen. Waar dat gebeurt en verstaan wordt, en mensen in dit verstaan met elkaar verbindt, ontstaat de kerk en wordt zij opnieuw opgebouwd’, zo staat er op pagina 100.
Ja, ook daarin is Erik echt een leerling van Schillebeeckx, zoals onlangs nog ontroerend werd uitgedrukt met de ontvangst van diens laatste boek. Ook de oude magister overzag een landschap dat groter is dan de polder die in mijn blikveld past, en ook hij onderscheidde nuances waar ik slechts één pot God ontwaar.
Maar mijn zoeken naar wat ik nou moet met dit boek heeft uiteindelijk niet te maken met Eriks geleerdheid of zijn soms te complexe zinnen. Ik begon daar pas iets van te snappen in de laatste 50 pagina’s ervan.
Dat deel begint, pal na het gewraakte citaat van zojuist, met het hoofdstuk ‘Terug naar de liefde, het verlangen en de dankbaarheid’. Met deze ervaringswoorden kantelt het perspectief. Van hoofdstukken waarin Erik vooral lijkt uit te leggen waarom de kerk is zoals ze is, met de juiste theologie erbij, is het hier de ervaring die leidend wordt.
Dat zorgt voor soms verfrissende vergelijkingen, bijvoorbeeld waar hij het heeft over de keuze om in zijn gezin geen afwasmachine te nemen, zodat er klusjes overblijven die er gewoon bij horen en waar je een beetje bij kunt kletsen, zo terloops als het leven zelf vaak is.
In het eerste deel van het boek, hoe knap en zinnig ook verwoord, lukt het mij niet om de verbinding te maken met de ervaring. Ik mis er de verkenning van de vraag waarom zo weinig mensen de kerk ervaren als de rijke traditie vol levenswijsheid, die Erik erin ziet. Hij spreekt over ‘de kerk leert’ en ‘naar katholieke overtuiging’ alsof dat ook zo is als niemand dat draagt.
In dat deel van het boek ging ik zelf, al lezend, denken: het moet toch wel treurig met mij gesteld zijn dat ik het niet allemaal kan volgen of geloven, laat staan onthouden. Zou ik, zouden wij die de kerk zoals ze is nogal relativeren het dan zo mis hebben?
Het is net of Erik hier niet goed doorrekent dat ook mensen van de kerk mensen van nu zijn, en dat de mensen die de kerk hebben losgelaten niet totaal anders zijn dan de mensen die er nog een band mee hebben. Dat twijfelaars ook gelovigen zijn en gelovigen ook twijfelaars. Het is net alsof hij vanuit ‘de kerk’ over ‘het leven’ nadenkt.
Volgens mij bestaat ‘de kerk’ niet en draait ze niet om zichzelf. Kerk is niet meer dan een vehikel. Een oud en mooi (en soms ook lelijk) en buitenissig veelvormig vehikel, dat vrees ik zoveel geheimtaal bezigt dat mensen zelden nog in de gaten hebben dat het iets met hun concrete leven te maken heeft.
Als veel mensen niet zien dat de kerk ook een weg is of wijst, is het niet genoeg om nog eens uit te leggen dat het vehikel eigenlijk goed in elkaar zit. De desinteresse van de meeste van onze tijdgenoten zegt wellicht iets over de staat van het vehikel of over geloofwaardigheid van de stuurlui, die zo opgaan in het instituut dat ze zelf de weg uit het oog zijn verloren.
Het zegt zeker iets over dat mensen van nu, ook de oprechte zoekers onder hen, niet verstaan dat het verhaal van de kerk iets met hun leven te maken heeft. De populariteit van paus Franciscus laat overigens zien dat mensen spontaan herkennen waar het wel om gaat, zelfs mensen die verder niet veel met de kerk hebben.
Het boek Waar blijft de kerk raakt dat spontane aanvoelen pas in het laatste deel meer aan. Bijvoorbeeld in de intrigerende stelling dat je door te geloven jezelf bereid verklaart je te laten veranderen, en dat je veranderd wordt door de mensen van wie je graag de ziel zou willen winnen.
Jezelf veranderen (of groeien, ontwikkelen, transformeren) gebeurt echter niet door parochies zich te laten terugtrekken in een paar mooie gebouwen, waar de zondagse Mis veilig is gesteld, schrijft Erik. Het gebeurt veeleer door ‘de straat op te gaan om mensen te zoeken en hen bij naam te leren kennen’.
De kerk wordt daar nog wat ‘rotzooiiger’ van dan ze al is, erkent hij. Voor zover dat erg is werkt hij aan ‘de volgende stap, vooralsnog onder de titel Voor onze voeten – leven van wat komt’.
Daar ben ik benieuwd naar, naar dat vervolg. Juist omdat ik als iemand van de kerk en van deze tijd na lezing van dit boek vooral zin heb gekregen om met Erik Borgman te bidden, te zingen, te lezen en te delen, als broeders. En het daarna pas weer een keer te hebben over hoe we het allemaal noemen.
*
Gepubliceerd op www.dominicanen.nl