Het westerse christendom is al eeuwenlang gefixeerd op hoe het zit. Kerkleiders en theologen willen vooral alles weten: hoe is precies de verhouding tussen Vader, Zoon en Geest? Is Maria nu de Moeder van Jezus is of de Moeder Gods? Onder welke voorwaarden is een bepaalde handeling een geldig sacrament? Hoe verloopt het Oordeel en wie mag de hemel in?
Met grote ernst, letterlijk bloedserieus, hebben westerse theologen enorme bouwsels van gedachten en uitspraken gemaakt. Daarna hebben de kerken die bouwsels heilig verklaard. Dat wil zeggen dat men vergeten is dat de precieze formulering van de leerstellingen altijd maar probeersels zijn, die eerder poëtisch zijn dan wetenschappelijk. ‘Jezus Christus is de zoon van God’ is geen beschrijvende boodschap, geen zin die zegt hoe het objectief is. Het is een geloofsdaad, een ik-zin, waarmee de spreker zichzelf verbindt met een manier van kijken.
In onze tijd echter maakt de dogmatiek geen indruk meer. Dat komt onder andere door de enorme opmars van het wetenschappelijk wereldbeeld. Vroeger verklaarde men bliksem, een regenboog, ziekte en genezing via de godsdienstige taal, nu doen we dat door ze wetenschappelijk te analyseren en beschrijven. De wereld blijkt kleiner te zijn dan onze voorouders dachten, en het heelal onvoorstelbaar veel groter.
Hoofd, hart, ziel
Het wetenschappelijk wereldbeeld heeft twee nadelen. Ten eerste wordt de wereld zo stuk-geanalyseerd dat het onttoverd raakt, waardoor we de aarde zonder gewetensbezwaren zijn gaan gebruiken en vervuilen. En ten tweede heeft het wetenschappelijk wereldbeeld niet veel met ons eigen leven te maken. Dat wil zeggen: met de ervaring van leven, of met de kunst goed te leven. De wetenschap maakt geen ik-zinnen. Daar hebben we meer voor nodig. Een andere, aanvullende manier van kijken.
De westerse traditie kent echter niet alleen intellectuele dogmatiekbouwers als religieuze denkers, maar ook een hele onderstroom van mystieke denkers. Vrouwen en mannen die, om het modern te zeggen, in hun gelovige denken niet begonnen bij hun hoofd, maar bij hun hart of hun ziel. En laten die mensen nu – als je het stof van hun taal afschraapt – vaak heel dicht in de buurt komen van de moderne aandacht voor meditatie, oosterse filosofie, boeddhisme enzovoorts.
Opnieuw aarden
In de wetenschap weten we inmiddels dat we niks zeker kunnen weten. Alle kennis is voorlopig en kan aangevuld, verfijnd of tegengesproken worden. Daar is niks mis mee, in ons leven van alledag verandert er ook steeds van alles. Maar de wetenschap dat het weten niet alles is en ons niet kan vertellen hoe we moeten leven, zet ons weer met beide voeten in het zijn, in het hier en nu. En de wetenschap dat we ons losgedacht hebben van de aarde maakt ons duidelijk dat we opnieuw moeten aarden.
In mijn optiek – en in de ervaring van mystici – is dat mystiek: ruimte scheppen voor het hier en nu, aandacht hebben voor waar we in gebakken zijn. En dan verwonderd zijn over wat er aan vreugde, rust en inzicht op ons af komt. En dat kan iedereen.
We zullen wel moeten.
(Gepubliceerd op www.reliflex.nl, februari 2008)