Nog nooit eerder in de geschiedenis werden zo veel mensen zo gezond zo oud. Maar we maken er nog niet veel van. We doen maar alsof iedereen jong moet blijven, en tegelijk noemen we elke 50-plusser al ‘oud’. Daarmee doen we onszelf echt tekort, vindt filosoof en gerontoloog Jan Baars. ‘Het leven is veel dieper dan alleen de tijd die verstrijkt.’

Jan Baars (1947) is in de kracht van zijn leven. Dat begon al vroeg, misschien al toen hij dertig werd en zijn vriendin hem plagerig een wandelstok cadeau deed. Sindsdien maakt hij zich niet meer druk om verjaardagen, vertelt hij in zijn van boeken vergeven werkkamer. Baars hoopt nog lang in de kracht van zijn leven te blijven, zonder zich te storen aan pensioen of AOW. ‘Mijn grootste leermeesters werken in Amerika en zijn soms al 80 jaar’, vertelt hij. ‘Kun je je voorstellen wat een diepe kennis iemand heeft die 50 jaar onderzoek heeft gedaan?’

Jan Baars is hoogleraar filosofie en ouder worden in Tilburg en Utrecht. Hij behoort tot het soort wetenschappers dat moeilijke boeken verslindt en er tegelijk begrijpelijk over kan vertellen. Baars verzet zich tegen de in zijn ogen oppervlakkige manier waarop we in onze samenleving omgaan met leeftijd en ouder worden.

Leeftijd is niet belangrijk?
‘Tot halverwege de vorige eeuw was het dat wel. De meeste mensen deden zware arbeid en waren na dertig, veertig jaar werken versleten. Nu zijn we gemiddeld nog weer ouder geworden dan toen, en zijn de verschillen tussen mensen enorm veel groter geworden. Desondanks doen we alsof we iedereen van een bepaalde leeftijd met elkaar kunnen vergelijken.’

U bent vast niet voor het verhogen van de pensioenleeftijd.
‘Dat is veel te algemeen. We moeten differentiëren: sommige beroepen zijn lichamelijk of mentaal zo zwaar, dat eerder stoppen met werken zinvol is. Maar het is dom om iedereen verplicht te laten stoppen. Veroudering heeft weinig met leeftijd te maken. Mensen als ik, die gezond zijn van lijf en leden en die de ruimte hebben gehad om zich te ontwikkelen, kunnen en willen vaak lang blijven werken.’

Daar noemt u wel een voorwaarde: ontwikkeling.
‘Daar schieten we enorm in tekort. Alsof mensen na een bepaalde leeftijd uitgeleerd zijn. Bedrijven en instellingen investeren nauwelijks in scholing van werknemers ouder dan 45 jaar. Onbegrijpelijk. We moeten het ouder worden juist onderdeel maken van het hele leven, Politici, bestuurders, ondernemers en beleidsmakers zouden dat moeten aandurven, maar het beeld wordt vooral bepaald door vooroordelen over ouderen.’

Wat valt u verder op aan hoe we met ouderdom omgaan?
‘De laatste anderhalve eeuw zijn we dubbel zo oud geworden, maar tegelijk worden we steeds vroeger tot de ouderen gerekend. Zelfs serieuze media hebben het over ‘de 50-plussers’ – alsof je de helft van je volwassen leeftijd tot een restcategorie behoort! En op de arbeidsmarkt heb je vaak al een probleem als je ouder dan veertig bent en je baan verliest. Overigens heb ik het nooit over ouderdom, maar over ouder worden. Het is een proces, een groeien, en dat begint misschien al wel bij dertig.’

Jong zijn is de norm.
‘Ook veel ouderen doen daaraan mee door zich negatief uit te laten over (andere) ouderen. Ze gedragen zich zo lang mogelijk alsof ze jong zijn, zonder aandacht te hebben voor de mogelijkheden die het ouder worden hen biedt. En dus ook zonder daarin te groeien. Dat komt omdat we geen goed perspectief hebben op ouder worden, en dat komt weer omdat we een te beperkte visie hebben op de tijd.’

Wat is dan een goed perspectief op oud worden? Wat is er mooi aan?
‘In het ouder worden komen twee lijnen bij elkaar. Enerzijds word je kwetsbaarder, anderzijds ontstaat er verdieping. Jonge mensen willen zoveel mogelijk doen en van alles te weten komen, voor later. Het kan immers altijd van pas komen. Oudere mensen weten beter dat alles voorbijgaat. Daardoor willen ze niet meer alles doen, maar kiezen ze bewust voor wat ze echt leuk en belangrijk vinden. Ik noem dat vereindiging: omdat je weet dat alles een einde heeft, heb je er hier en nu meer waardering voor. Dat maakt de ervaring dieper, rijker.’

Misschien willen we wel zo lang mogelijk jong blijven uit angst voor de dood.
‘De dood is de definitieve vereindiging, dat is waar. Maar dat alles een einde heeft, is niet zo bedreigend en niet zo definitief. Elk jaar wordt het weer lente, elke dag kun je iets kiezen waar je in opgaat – maar het gaat ook voorbij. In zekere zin is elke dag een geboren worden en weer dood gaan, als je naar bed gaat.’

En wat heeft dat met onze visie op de tijd te maken?
‘Wij doen alsof de tijd alleen maar de kloktijd is, alsof tijd iets is wat je kunt meten en daarna kunt indelen en gebruiken. Het is handig dat we klokken hebben, maar daarmee is niet alles gezegd. Want als we iets bijzonders ervaren, lijkt het wel alsof de tijd even verdwijnt. De kunst is dus om je leven niet zo vol mogelijk te proppen met allerlei dingen die je nog moet doen, maar aandacht te hebben en je te verdiepen. Dat kun je met een mooi woord verwijlen noemen.’

De tijd is dus niet alleen iets wat je hebt en wat je moet besteden, maar ook iets wat je krijgt.
‘Precies. Net als met ons karakter: dat is gegeven, maar het ligt niet vast. We kunnen groeien, we kunnen veranderen, maar we zullen onszelf nooit helemaal begrijpen. Er is altijd openheid, belofte, mogelijkheden. Dat geldt ook voor de tijd die ons gegeven is.’

Dat klinkt haast gelovig.
‘Het zijn diepe levenservaringen, die ook uitgedrukt worden in de verschillende religies. Het heeft iets te maken met de bron van het leven. Voor mij is dat niet God, maar ik snap het best als mensen het wel zo noemen. Geloof heeft te maken met het vieren van het leven, met alles wat er mooi én pijnlijk, diep én eindig aan is. Als het maar geen onverschilligheid wordt.’

Bent u niet veel te positief over ouder worden? Er zijn toch ook veel ouderen die geknakt worden, verbitterd raken of kleingeestig worden?
‘Ik heb het over mogelijkheden: hoe we op een rijkere manier naar het ouder worden kunnen kijken. Als je er aandacht aan besteedt, dan kan dat positief werken. Dat neemt niet weg dat er ouderen zijn die zeuren, of die zodanig overspoeld worden door het leven dat ze verbitterd raken. Daar kan ik niet over oordelen.’

Wat verwacht u voor de toekomst van het ouder worden?
‘Twintig jaar geleden dacht ik al: er komt zo’n vergrijzing aan, alleen economisch al groeit de noodzaak om positiever te gaan kijken naar het ouder worden. Dat kan niet anders. Maar de omslag is nog steeds niet gekomen. Nog steeds is “oud” vaak hetzelfde als “geweest”, en nog steeds investeren we niet in ouderen.
Toch kunnen we niet anders dan positiever te gaan denken en ouderen meer bij de samenleving te betrekken. Momenteel overvragen we de dertigers en veertigers – die moeten alles tegelijk in hun leven en branden dan vaak op. En daarna, na ons vijftigste, moeten we juist moeite doen om volop mee te blijven doen. We benutten de kracht van ouderen te weinig.’

Moeten alle ouderen aan het werk?
‘Niet noodzakelijk. Het vrijwilligerswerk in ons land rust voor een belangrijk deel op ouderen. Dat is niet alleen leuk of aardig, maar heeft een enorme waarde voor de samenleving. En wist je dat de zorg voor hulpbehoevende ouderen voor tachtig tot negentig procent gedaan wordt door andere ouderen? Zulke cijfers moeten bekend worden. Ouderen moeten zich meer roeren, zich met de samenleving blijven bemoeien.’

Doen ze dat niet al? Ik ben wel eens bang dat de generatie van de babyboomers nu strijdt voor de AOW en alleen aan zichzelf denkt. Hebben jullie straks alle welvaart opgemaakt.
‘We moeten verder kijken dan de komende jaren. Juist ouderen zouden dat moeten doen. Jongeren zijn daar minder op ingesteld, ouderen nemen meer tijd en overzien een grotere periode. Juist zij zouden moeten opkomen voor het belang van de komende generaties. Niet alleen financieel, maar ook op het gebied van duurzaamheid en ecologie.’

Een mooie taak voor de ouderenbonden.
‘Die moeten niet alleen opkomen voor de belangen van hun leden, maar zorgen voor het geheel van de samenleving. Ze zouden hun leden moeten stimuleren om zich te blijven ontwikkelen en zich te bemoeien met de jeugd.’

Nestor, december 2010

Meer lezen? Jan Baars, Het nieuwe ouder worden (2006). Paradoxen en perspectieven van leven in de tijd. Humanistic University Press, ISBN 978 90 6665 689 5. Zie ook www.janbaars.nl