‘Slechts tien procent van de Nederlanders gelooft nog dat bedrijfsbestuurders de waarheid spreken en zes procent denkt dat van politici. Nederlandse politici behoren daarmee tot de ongeloofwaardigste ter wereld.’ Dat schreef de Volkskrant afgelopen maandag naar aanleiding van een onderzoek van communicatiebureau Edelman.
Verschenen op de website gOdschrift, 23 januari 2013
Het is veelzeggend wat dit bericht in de Volkskrant bespreekt – en vooral wat niet. Als het gaat over het inderdaad schrikbarende gebrek aan vertrouwen in onze bestuurders en politici, wordt dat verbonden met geloofwaardigheid en leiderschap. Waarheid komt niet ter sprake, terwijl we toch verwachten dat onze bestuurders en politici de waarheid spreken. Het bericht laat ons onderliggende verlangen zien naar mensen die ons kunnen leiden en die geloofwaardig zijn. De ware crisis is echter dat we niet meer geloven in waarheid, in redelijk debat en in democratie.
Waarheid staat in onze cultuur onder druk. We worden overspoeld door halve waarheden en hele leugens. We gaan ervan uit dat reclamemakers, politici, bankiers en journalisten niet de waarheid vertellen, maar alleen wat hun eigen belang dient – of wat waar is vanuit zijn of haar positie.
Vaak vinden we dat al niet eens meer erg: zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar. Elk waarheidsclaim – of het nu gaat om het klimaatdebat of over de oorzaken van de eurocrisis – staat in dienst van iemands belang. Alleen in technische of natuurwetenschappelijke zin geloven we nog in kennis die onafhankelijk en objectief is, zoals ook blijkt uit het onderzoek dat communicatiebureau Edelman uitvoerde: alleen wetenschappers en technici worden nog enigszins vertrouwd.
In zo’n cultuur wordt debat een wedstrijd in geloofwaardigheid, een survival of the fittest. Daarbij gaat het om de vraag wie de slimste strategie heeft en wie het beste communiceert. In zo’n cultuur is democratie enkel een belangenstrijd, op grond van ‘meeste stemmen gelden’.
Maar stel nou dat er wel zoiets bestaat als waarheid? Net zoals er zoiets bestaat als schoonheid en goedheid? En stel nou dat er wel principes of basisbeginselen zijn voor onze samenleving? Bijvoorbeeld dat bestuurders en politici zich moeten inzetten voor het algemeen goed, een situatie waarin alle mensen, ook – of juist – de kwetsbaren, tot hun recht komen, nu en op langere termijn?
En stel nou dat we samen, door erover te praten en aan te werken, meer gaan begrijpen van hoe die waarheid nu vormgegeven moet worden? Ideeën worden sterker door een open, redelijk debat, zelfs al worden we het niet eens. Debat wordt dan een gezamenlijke zoektocht naar wat juist is. En de politiek wordt dan een uitwisseling van ideeën en argumenten die ten dienste staan van een groter doel dan het eigen gelijk.
Ik vind dat perspectief aantrekkelijker dan de hoop op krachtige leiders die geloofwaardig zijn – zelfs al geloven we er geen snars van.