Joris Luyendijks Dit kan niet waar zijn beschrijft de financiële sector als een vliegtuig met een lege cockpit. ‘Het gaat weer mis,’ zegt hij, ‘en erger dan in 2008.’ Arjan Broers, sinds kort met baard, concludeert dat we niks kunnen doen, behalve goed kijken. ‘Onze economie heeft mensen nodig die ouder durven zijn.’
Gepubliceerd op www.oikocredit.nl/blogs
‘Maar jongen’, zei mijn moeder aangedaan. ‘Er zit zoveel grijs in je baard!’ En mijn vader, zelf al jaren met zilver getooid, hield me net iets langer vast.
Ja, de baard maakt wat los. Ik liet ‘m staan omdat ik samenwerkte met een aantal jongemannen die allemaal gezichtshaar hadden en dacht: waarom niet? Maar hoe hip ook: ik blijk geen jonge man meer. Mijn grijze baardharen verraden me: met 45 jaar ben ik eerder middelbaar, hooguit in de kracht van mijn leven.
Krabbelend aan mijn kin las ik Dit kan niet waar zijn, het nieuwe boek van journalist en antropoloog Joris Luyendijk, over zijn twee jaar onder bankiers in Londen. Het is een diep verontrustend boek, dat de financiële sector voorstelt als een vliegtuig met een lege cockpit. Er komt weer een financiële crash, zegt Luyendijk, en dit keer kan het heel wat ontwrichtender zijn dan ‘alleen maar’ de honderden miljarden belastinggeld die de crisis van 2008 ons kostte.
Wat kunnen we doen? Strenge regels helpen maar een beetje, want banken opereren internationaal en regeringen vooral nationaal. Bovendien liggen ze enorm dwars, zoals blijkt uit het opiniestuk in het NRC van Jeroen Dijsselbloem van 17 januari j.l. Over verontrustend gesproken: hoe wanhopig moet een minister zijn om via een krant banken op te roepen nu eindelijk een beetje mee te werken?
En wat kunnen wij doen, gewone mensen met gewone banen en gewone inkomsten? Natuurlijk, we kunnen stemmen met onze portemonnee: we kunnen een andere bank kiezen, duurzaam inkopen doen, onze spaarcenten ethisch beleggen. Maar verder? Wendt dat een nieuwe crash af?
In de uitzending van het VPRO-programma Tegenlicht over zijn boek, besloot Joris Luyendijk met een positieve noot. ‘We gaan het financiële systeem veranderen,’ zei hij, ‘we weten alleen nog niet hoe. Maar de slavernij is ook afgeschaft en vrouwen hebben nu gelijke rechten. Ooit was ook dat ondenkbaar, maar toen het zo ver was dacht iedereen: ja natuurlijk! Wat waren we vroeger toch achterlijk!’
Het is een pleidooi om anders te leren kijken. Zoals kleurlingen en vrouwen geen tweederangs mensen blijken, zo moeten we nu leren doorzien welke misverstanden het financiële systeem regeren. Dan pas ontstaat er ruimte voor verandering.
Luyendijk noemt minstens vier misverstanden: het financiële systeem creëert mensen die alleen hun stukje van de werkelijkheid overzien, in voortdurende competitie zijn, zichzelf als het centrum van de wereld zien, en niet langer vooruitkijken dan een minuut of vijf.
Zulke mensen wonen bij mij in huis. Ik was zelf ook ooit zo; een puber is kortzichtig, ziet zichzelf als het centrum van het universum, is vaak onzeker en wil winnen. Dat is helemaal niet erg: het is een onderdeel van opgroeien. Alleen: daarna komen er andere fasen.
Onze economie is ten diepste puberaal, en de financiële sector is het ergste van allemaal, samen met zijn rumoerige vriendje, de vastgoedsector. De crisis laat zien dat het tijd is om volwassener te worden. En dat betekent: inzetten op de lange termijn en op de samenhang van alles.
Hoe we dat moeten doen is inderdaad nog niet duidelijk. Maar zeker is dat onze puberale economie mensen nodig heeft die ouder durven zijn. Die de tomeloze energie van de puber begrenzen en helpen richten. Ten behoeve van duurzame winst voor velen, in plaats van kortdurend voor enkelingen.
Dat is voor onze cultuur, die de jeugd zo verheerlijkt, een hele omslag. Het is tijd om ook innerlijk te vergrijzen. Voor mijzelf ook, trouwens. Dus sorry mam, ik laat mijn baard nog even staan. Ik wil nog goed in me laten doordringen dat mijn grijze haren geen teken van verval zijn, maar van groei.