Twee pausen werden er heilig verklaard, dit voorjaar: Johannes XXIII en Johannes Paulus II. Passen heiligverklaringen nog wel in deze moderne geseculariseerde tijd? En is er geen andere manier op uitzonderlijke personen te ‘vereeuwigen’?
(Verschenen in het blad van de Effataparochie in Nijmegen)
Deze vragen van de redactie van het parochieblad kunnen op verschillende niveaus beantwoord worden. De eerste is een historische: de heiligverklaringen, en zeker die van pausen, zeggen iets over de ontwikkeling van het instituut van de rooms-katholieke kerk nu. Op dat niveau is duidelijk dat de heiligverklaringen van deze twee pausen eigenlijk de geschiedenis van de kerk sinds de jaren zestig goedpraat.
Ga maar na: de vernieuwingen die Johannes XXIII in gang zette, toen hij het Tweede Vaticaans Concilie bijeenriep, zijn ongehoord geweest. Sinds het concilie van Trente (1545 -1563) was er niet meer zo fundamenteel over de kerk nagedacht – tenminste, niet door de kerkleiding zelf. En dan was Trente nog eens vooral een restauratief concilie. Vaticanum II (1962-1965) dacht voor het eerst op het hoogste niveau na over het vinden van aansluiting bij de moderne wereld – in plaats van andersom.
Paus Johannes XXIII heeft een hoop in gang gezet. In sommige streken, zoals in de onze, zijn katholieken wel erg voortvarend aan de slag gegaan. De pausen Paulus VI en Johannes Paulus II hebben geprobeerd de vernieuwing te beperken.
De heiligverklaring van zowel Johannes XXIII als Johannes Paulus II laat zien dat de leiding van de kerk zowel de vernieuwing als de correctie daarop wil zien als volwaardige delen van de kerkelijke geschiedenis. Noch het een, noch het ander mag verketterd worden, zoals bijvoorbeeld de hyperorthodoxen en de hypervrijzinnigen wel doen.
Een tweede invalshoek om naar de heiligverklaringen te kijken is een politieke. De uitkomst daarvan is een kwestie van afwachten. Want het is opmerkelijk dat de Poolse paus zo snel na zijn dood is heiligverklaard. De man heeft het pausschap diepgaand bepaald en vernieuwd, door zijn reizen en zijn bezoeken aan synagogen en moskeeën. Hij heeft een grote rol gespeeld in de bevrijding van het Oostblok van het communisme en heeft de vrijheid in de kerk sterk ingeperkt. Maar het is nog onduidelijk welke rol hij heeft gespeeld in het onvoorstelbare schandaal van het seksueel geweld tegen kinderen en jongeren, door priesters en religieuzen, en het binnenskamers willen houden van dat schandaal.
Een derde invalshoek om naar deze en andere heiligverklaringen te kijken is een spirituele. Daarbij is het goed om in te zien dat wij, die denken dat de kerk in een ‘moderne, geseculariseerde wereld’ opereert, een zeer kleine minderheid vormen. Nederlandse katholieken maken – en dan ben ik niet streng – zo’n 0,3 procent van alle katholieken in de wereld uit.
In grote delen van de wereld speelt godsdienst een heel andere en in ieder geval grotere rol dan in Noordwest-Europa. Het is dan ook ofwel arrogant, ofwel kortzichtig om onze geseculariseerde manier van kijken als uitgangspunt te nemen. Minstens is het eenzijdig en zouden we ons kunnen afvragen: als de overgrote meerderheid van onze zusters en broeders veel meer betekenis dan wij hechten aan heiligheid en wonderen, zijn wij dan misschien wat te beperkt geworden in onze manier van kijken? Durven wij in anderen – ook in elkaar – tekenen van heiligheid te zien? Durven wij verwonderd te leven?
Ik voor mij houd de mogelijkheid open dat wij die moeite hebben om heiligverklaringen te verstaan of ervan te genieten misschien zelf te veel geseculariseerd zijn. Misschien oefenen we zelf te weinig in het kerngeloof van het christendom: dat God mens is geworden en in mensen aanwezig is, en dat er veel manieren zijn om dat te verbeelden en te vieren.