De doelgroep van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) is zeer kwetsbaar, zeer divers en zeer moeilijk in beeld te krijgen. Op 11 juni 2012 spraken wetenschappers, wethouders, raadsleden, ambtenaren en zorgprofessionals uit de regio in Nijmegen over de vraag hoe goed zij deze doelgroep kennen, en wat ze samen voor hen kunnen betekenen.

Gemaakt in opdracht van het Journalistiek Productiehuis.

Er is niks mis met het mantra van zelfredzaamheid, zei GGD-directeur Bert Kuijf bij de opening van de conferentie, georganiseerd door GGD Regio Nijmegen en GGD Rivierenland. ‘Maar zelfredzaamheid is niet iets voor alle mensen en ook niet voor altijd. Onze vraag vanavond is of we ons goed tot de kwetsbaarste mensen in onze samenleving verhouden.’

Het zou een vruchtbare avond worden, vond ook wethouder Bert Frings van Nijmegen. ‘Het wordt steeds duidelijker dat we niet de omvang van onze voorzieningen centraal moeten stellen, maar de trajecten die we samen kunnen verzorgen’, zei hij direct na afloop.

Vier inzichten

Misschien is dat een wat beleidsmatige of abstracte samenvatting. Om het concreter te maken komen in dit artikel vier inzichten uit de conferentie aan de orde waar de aanwezigen en hun collega’s iets aan kunnen hebben in hun werk.

Eén: ‘we’ doen het al best heel aardig, maar we zouden elkaar nog beter moeten kunnen vinden. Twee: we vrezen dat komende bezuinigen het werk voor deze doelgroep bemoeilijken. Drie: we moeten helpen, zelfs al helpt het niks. Vier: zelfredzaamheid is voor veel mensen uit deze doelgroep een illusie, maar zelfbepaling is ook voor hen van levensbelang.

Wie?

Maar voordat we het over inzichten gaan hebben moeten we eerst bekijken over wie we het hebben en hoe zorgprofessionals met en voor hen werken. Dat beeld werd geschetst door journalist Will Tinnemans. Hij had in opdracht van de GGD negen professionals geïnterviewd, werkzaam bij organisaties als de politie, GGD, diaconaat, Iriszorg, woningcorporaties, enz.

De OGGz is vooral iets van de grotere steden. Naar schatting een half tot een heel procent van de bevolking van de steden valt onder de doelgroep, dat zijn in Nijmegen dus ergens tussen de 825 en 1650 mensen. Het gaat om dak- en thuislozen, verslaafden, zwakbegaafden, psychiatrische patiënten en multiprobleemgezinnen.

Eigen kracht

Volgens de professionals die Tinnemans ondervroeg, is een van de problemen dat deze mensen zich niet, of niet nu, zelf kunnen redden. Ook hebben ze zelden een sociaal netwerk dat als ondersteuning te gebruiken is, vaak zijn die juist onderdeel van het probleem.

Ook lastig is het dat professionals die vraaggestuurd willen werken van een koude kermis thuiskomen: ‘Vaak is er geen vraag, alleen een heel aantal problemen. En wij hebben vaak geen budget of zelfs maar een noodvoorziening om goed te kunnen helpen.’

Motivatieparadox

Niels Mulder, bijzonder hoogleraar OGGz in Rotterdam, ondersteunde dit beeld vanuit zijn onderzoek. Hij sprak van de ‘motivatieparadox’ bij deze doelgroep: ‘Normaal zorgt onbehagen voor een hulpvraag. Bij deze mensen juist niet. Hoe groter de problemen, hoe minder ze om hulp vragen of te motiveren zijn om hulp aan te nemen.’

Mulder pleitte voor de inrichting van zogenaamde FACT-teams, bestaande uit deskundigen van verschillende organisaties en disciplines, die snel en vroeg kunnen ingrijpen als mensen de weg kwijt raken. ‘Integrale bemoeizorg’, noemde hij dat. Onderzoek in Rotterdam toont aan dat investeren in zulke teams loont: er wordt meer dan dubbel zo veel geld bespaard, met name bij justitie en zorgverzekeraars.

Korte termijn

Het eerste inzicht van de avond – er zijn er vast meer – is: ‘we’ doen het al best heel aardig, maar we zouden elkaar nog beter moeten kunnen vinden. Mulder suggereerde dat de gemeenten de regie moeten nemen, en dat omliggende gemeenten, zorgorganisaties en verzekeraars moeten snappen dat het in ieders voordeel is om mee te werken. In ieders voordeel, zeker in dat van de doelgroep, die gebaat is bij slagvaardige integrale en desnoods langdurige aandacht. ‘De trend is dat zorg kort en snel en effectief moet zijn. Dat kan niet bij deze doelgroep.’

Het tweede inzicht is dat iedereen komende bezuinigen vreest, juist voor het werk voor deze doelgroep. Bezuinigen worden immers vaak vanuit een kortetermijnvisie genomen, terwijl juist bij deze doelgroep veel ellende – en dus hoge kosten – kan en kunnen worden voorkomen als ze in een vroeg stadium hulp krijgen en langdurig gevolgd worden.

Zelfbepaling

Het derde inzicht is: we moeten helpen, zelfs al helpt het niks. Er is een groep mensen in onze samenleving die het nooit alleen zal redden, omdat hun problemen en beperkingen te groot zijn. Blijven wijzen op eigen verantwoordelijkheid of hopen op permanente oplossingen is zinloos.

Het vierde inzicht kwam van Judit Wolf, bijzonder hoogleraar ‘Grondslagen van de maatschappelijke opvang’ aan het UMC St Radboud. Zij voerde het begrip zelfbepaling in, tegenover het populaire (en soms al te gemakkelijk gebruikte) begrip zelfredzaamheid.

Wolf noemt zelfbepaling essentieel voor het mens-zijn. Ook mensen die langdurig of permanent zorg nodig hebben, moeten in staat worden gesteld om, waar mogelijk, zelf hun leven en hun keuzes te bepalen. ‘Kwetsbare mensen vervreemden vaak van zichzelf en van de samenleving, ook door volledig controleverlies. De motivatie om iets te doen raakt dan bevroren’, aldus Wolf.

Helpen participeren

Beleid en concrete zorg moet dan ook helpen participeren aan de samenleving en aan het eigen leven. ‘Het doel is: streven naar sociale kwaliteit’, zei Wolf. ‘Daarvoor is nodig: bestaanszekerheid, sociale contacten, toegang tot en informatie over de zorg, en vaardigheden om zelf richting te geven.’

Wolf gaf een aansprekend voorbeeld van het zorgen voor bestaanszekerheid: de methodiek Housing first, waarbij mensen die dakloos zijn geworden eerst een eigen woonruimte krijgen, en vervolgens intensieve begeleiding. Na vijf jaar is daar slechts sprake van 2,4% echte uitval. ‘Ook als bij mensen die niet zelfredzaam zijn, kan dus een beroep gedaan worden op zelfbepaling en eigen kracht’, aldus Wolf.

Kwijtraken

Wolf sloot af met een citaat van Andries Baart, pleitbezorger voor de methode van presentie: ‘Als je mensen kunt versterken, versterk ze. En als dat niet kan, blijf er dan dichtbij’.

De aanwezigen uit alle sociale geledingen in de regio leken die boodschap te verstaan. Het is aan hen om ervoor te zorgen dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwetsbaarsten in de samenleving ook gezamenlijk wordt gedragen. Want uiteindelijk is het zo simpel als een wijkagent zei: ‘Mensen kunnen de maatschappij kwijtraken, andersom mag dat nooit gebeuren’.

Arjan Broers