Er is iets raars aan de hand met de identiteit van scholen. Vaak is het een bron van spanning of een onderwerp dat verlegenheid oproept. Vaker nog is het een iets, een ding waar je wat mee moet, een af te handelen agendapunt. Meestal krijgt de identiteit van de school dan de vorm van een mooi document, een regel in de missie van de school en het verzoek aan nieuwe personeelsleden de identiteit van de school te onderschrijven.
Op zich is dat niet raar. Dat wordt het pas als we ons realiseren dat er bij veel professionals in het onderwijs een grote behoefte leeft om af en toe stil te staan bij wat we maar de grote vragen zullen noemen. Het gaat dan om ik-vragen als: waar doe ik het voor? Waardoor krijg ik energie van dit werk? Doe ik nog waar ik gelukkig van word?
Daarnaast gaat het om wij-vragen: wat vinden wij belangrijk in ons onderwijs? Wat willen we onze kinderen meegeven? Hoe willen we met elkaar omgaan? Hoe zorgen we voor een schoolklimaat waar leerlingen en docenten tot hun recht komen?
Die vragen zijn des te belangrijker in een tijd waarin de werkdruk groot is en het takenpakket van scholen alsmaar groter lijkt te worden. Er is weinig geld voor onderwijsinnovatie, klassen zijn vaak groot en de docenten en bestuurders zijn veel tijd kwijt met de voortdurend veranderende bureaucratische regelgeving. Voor je het ben je als schoolleider of als team alleen maar bezig met reageren op wat er allemaal op je afkomt. Zelf prioriteiten stellen en keuzes maken omdat je weet waar je je school voor staat, dat komt er dan niet van. In het ergste geval ervaren schoolleiders hun werk als pompen of verzuipen.
Dit is het begin van mijn openingsartikel in de bundel ‘Identiteit in Beweging’, uitgegeven door CPS Onderwijsadviseurs. Met bijdragen van Cok Bakker, Bas van den Berg, Cocky Fortuin-van der Spek, Manuela Kalsky, Jos Roemer en Hartger Wassink.