Het was zo’n artikel dat meteen veel weerklank kreeg. Op 10 december 2011 schreven Marnix Eysink Smeets, Eric Bervoets, drs. Jan Nap en Mike Koning een opiniestuk in de Volkskrant onder de titel: ‘Onaantastbare straatjongens, wie durft ze wat te doen?’ Eysink Smeets en Nap gingen op 18 april in gesprek met vijftien politieleiders van divers pluimage en uit alle delen van het land.
Het probleem
De aanwezige politiemensen herkenden het probleem dat in het opinieartikel wordt geschetst: de onmacht om jongens en jongemannen aan te pakken die hun wijken zodanig terroriseren dat mensen schichtig door hun eigen buurt lopen, of er zelfs om verhuizen. Het wekt de indruk dat de overheid tandeloos is, dat op straat het recht van de sterkste heerst, en dat de overheid de zwakkeren niet kan beschermen. Veel fundamenteler kan een veiligheidsprobleem niet worden. In een eerste verkenning bleek het probleem al twee lagen te hebben. De eerste is dat de afzonderlijke delicten, als ze in de statistieken staan, niet zo veel voorstellen. Een politieleider die zich louter op de cijfers baseert, vindt al snel dat het meevalt. Een tweede probleem is daarmee ook aangeraakt: er is te weinig contact tussen de politiemensen op straat en hun leidinggevenden.
Verontwaardiging
‘Dit probleem gaat echt over verbinding met de samenleving’, zei Marnix Eysink Smeets. Hij is lector public reassurance aan de Hogeschool Inholland en voorzitter van de Landelijke Expertisegroep Veiligheidspercepties. Zijn werk leerde hem dat de juridische blik alleen onvoldoende is, zeker als het om onaantastbaren gaat. ‘Jullie moeten gaan zien hoe burgers veiligheid waarnemen’, zei hij. ‘Het gaat niet om de grootte en de ernst van de afzonderlijke delicten, maar om een sfeer van intimidatie en angst bij burgers, die zich niet gehoord voelen door hun overheden.’
Wie begint er?
Eysink Smeets vertelde dat de jongens en jongemannen om wie het gaat zelf graag onaantastbaar zijn: het geeft hen status. Ze worden niet of niet meer aangesproken door hun ouders en familie, niet gecorrigeerd door mensen in hun buurt en niet goed aan te pakken door de overheid. ‘Betrokken burgerschap is mooi’, zei Eysink Smeets, ‘maar je moet eerst je tanden laten zien. Dan pas krijg je mensen in een buurt mee.’
Daarvoor zijn drie dingen nodig. Ten eerste: samenwerking in het juridisch systeem. Politie, OM en rechterlijke macht moeten snappen waar het om gaat: duidelijk en stevig ingrijpen en straffen, sneller en harder dan bij vergelijkbare delicten van anderen. Ten tweede is er samenwerking nodig met andere partners in de keten: maatschappelijk werk, woningcorporaties en scholen. En ten derde moet er ‘massa gemaakt worden’ in de buurten waar het om gaat. ‘Dat is het taaiste’, zei Eysink Smeets: ‘hoe krijgen we burgers in hun kracht?’
Moreel leiderschap
Daarvoor is geen strategisch of bestuurlijk leiderschap nodig, vindt Eysink Smeets, maar moreel leiderschap. ‘Laat de protocollen over de instrumenten die je als politie inzet helemaal los!’, zei hij. ‘Je verontwaardiging moet leidend zijn. Kun je voelen wat het betekent om in zo’n buurt te leven? Je eigen mensen en de burgers moeten voelen dat je het belangrijk vindt. En je mag nooit, nooit, nooit bij een burger die klaagt opperen om maar te verhuizen!’ Een groot deel van het gesprek tussen de politieleiders en de beide sprekers ging precies hierover: dat politieleiders, hoe hoger ze komen, weggezogen worden in de complexiteit van het bestuurlijke systeem. Daarmee raken ze vaak de voeling met de ‘dienders’ op straat kwijt.
Hypocrisie organiseren
Volgens Jan Nap, adviseur bij de Politieacademie en de School voor Politie Leiderschap, stelt het thema van de onaantastbaren de klassieke vragen: ‘Wat is het hart van ons vak? Hoe ben je de sterke arm?’ Nap verwees naar de herkenbare analyse van Nils Brunsson in zijn boek The Organization of Hypocrisy (2002): ‘In het politieke en bestuurlijke systeem is het plan zelf vaak de oplossing van een probleem. Niet echt natuurlijk, maar als er een commissie is of een project, dan neemt de aandacht voor het probleem af, alsof het al is opgelost.’ Ook lagere regionen in de politieorganisatie doen hier vaak aan mee, zei Nap. ‘Je moet niet in ambtelijke, abstracte en vlakke taal uitleggen wat je nodig hebt. Je moet buikpijn verkopen aan de mensen boven je. Je moet laten voelen dat het urgent is.’ Dat lukt helaas niet vaak, zodat geregeld goede politiemensen afbranden, signaleerden verschillende deelnemers.
Suggesties
In het gesprek over het wel en wee van de politieorganisatie kwamen gelukkig ook heel wat concrete suggesties bovendrijven. Politieleiders zouden bijvoorbeeld in gesprek kunnen met burgers die last hebben van onaantastbaren, om de eigen verontwaardiging te voeden. Ze zouden meer kunnen afgaan op wat de dienders op straat nodig hebben. De politiemensen in de frontlinie zouden vervolgens niet alleen de jonge en onervaren agenten moeten zijn: mensen die soms maar een paar jaar ouder zijn dan de pestkoppen met wie ze te maken krijgen. En bovendien zouden ze beter getraind moeten worden: niet alleen in omgangsvormen, maar ook in het gebruik van een instrument als de Algemene Plaatselijke Verordening.
Een laatste suggestie was meer een hartenkreet van zowel Jan Nap als Marnix Eysink Smeets: ‘We moeten landelijk afspreken wat er gebeurt als je aan een diender komt. Iemand die dat doet, moet zo snoeihard worden aangepakt, dat hij niet weet wat hem overkomt.’
Geplaatst op de website van de School voor Politieleiderschap.
Marianne
12 juni 2012 — 09:53
Geweldig mooi, helder en kernachtig artikel. Heb het doorgestuurd aan vriend Jacques Smeets, politieagent/ rechercheur in ruste, die juist voor deze essentie aandacht vraagt in alle lagen van de maatschappij.Nieuw leiderschap, hernieuwde (of misschien wel een vintage) kijk op zaken.
Jacaques Smeets
17 juni 2012 — 10:32
Hallo Arjan,
Kreeg dit artikel doorgestuurd van Marianne, zoals je kunt lezen. Ben daar dankbaar voor, want ook al ben ik sinds 01/05 jl niet meer actief in de politiedienst, ik ben er wel nog bij betrokken.
Jouw frisse en open kijk moóet mensen aanspreken die met de problematiek te maken hebben. Ik ga er iets verder op in, dus vergeef me als het iets te veel tekst is.
Wat als een paal boven water staat is dat het verloren gegane gezag niet zomaar eventjes teruggewonnen wordt. De ontwikkeling van de neerwaartse spiraal heeft decennia geduurd en het zal net zoveel tijd of misschien wel meer kosten vooraleer er weer sprake kan zijn van evenwichtig politiegezag binnen de samenleving. Het is een uiterst complexe aangelegenheid. Individuele mensen zullen tot een bepaald besef moeten komen en om vervolgens te kunnen veranderen in hun zienswijze, gedrag en handelen.
Over mijn politieleven heb ik 2 boeken geschreven, in 2007 ging het over bezieling. Toen bleek al dat er heel veel politieleiders op zoek waren naar de essentie van het politieberoep. Het boekje kreeg een vervolg in de vorm van een autobiografische kroniek van mijn politieleven (De blauwe diender).
In dit boek kom je precies al die aspecten tegen die jij hier in jouw artikel beschrijft. Natuurlijk is het op mijn manier beschreven en gaat het over mijn ervaringen. Echter, gelet op de reacties tot nu toe blijken er erg veel universele zaken in te staan. Vandaar dat ik het heb gewaagd om er een (Amerikaans) Engelse vertaling van te maken (To Serve and Protect), waarin mijn trials and tribulations worden beschreven. Ook dan blijkt dat de problematiek zich overal op de wereld manifesteert.
De samenleving is in ontwikkeling (verandering) en dus zal de politie dat ook zijn.
Ik vind het erg mooi dat jij met dit artikel mensen probeert te prikkelen tot ’n beetje meer bewustzijn van zichzelf in relatie tot het beroep én de samenleving. Jij bent een echte zingever, ik heb er in elk geval ook zin in om met jouw verhaal in m’n achterhoofd, voort te gaan op m’n eigen weg.
Vorige week heb ik Ahmed Marcouch (PvdA) jouw artikel getoond. Hij is zelf 10 jaar politieman geweest en weet dus van wanten. Hij blijkt wel open te staan voor zo’n prikkels.
Arjan
18 juni 2012 — 11:17
Dag Jacques,
Hartelijk dank voor je reactie, ik voel me bemoedigd door je herkenning van mijn manier van kijken, ik ben benieuwd waar dat nog toe leidt.
Arjan