auteur | coach | programmamaker | pastor

Er was eens een land…

Prinses Juliana. Gestorven van ouderdom, maar officieel 'aan de gevolgen van longontsteking, gecombineerd met algehele verzwakking van het gestel’.

Er was eens een land waar mensen steeds moeilijker dood gingen. Ja, vroeger, toen konden ze er wat van. De helft van de kinderen werd niet ouder dan vijf! En bejaard worden was iets voor de happy few! Fantastische tijden waren dat. De mensen waren vol verlangen om lang te leven en van ouderdom te mogen sterven!

Maar dat veranderde. Het land werd schoner. Het eten beter, het werk minder zwaar, de dokters knapper. De mensen leefden langer, elk jaar weer langer. Ook dat was geweldig! Maar langzaamaan kwam de klad erin. Niet in het alsmaar ouder worden, dat ging maar steeds door, maar in dat het geweldig was. Oud worden werd normaal.

Van mensen die vóór hun ouderdom stierven werd gezegd dat ze ‘weggerukt’ waren, of ‘in de knop gebroken’, of: ‘hij had nog zoveel willen doen’. Want de mensen in dat land wilden steeds iets doen. Iets maken. Iets zelf kunnen.

En dus richtten ze een club op. Dat deden ze zo. Vroeger richtten ze clubs op om het land te besturen, om voor de arbeiders op te komen, en later om voor pensioenen te zorgen. Nu begonnen ze een club van mensen die zelf wilden bepalen wanneer ze dood gingen.

Het gaat goed met die club. Vorig jaar kregen ze twintigduizend nieuwe leden. ‘Dat zijn er vijftig per dag!’ juichte de voorzitter in haar jaarverslag. Inclusief de zondag! Allemaal mensen die graag dood willen.

Twee jaar geleden zei de club van mensen die dood willen dat iedereen dat mag willen, en dat we dat moeten regelen. Bij 75 jaar of zo – daar waren ze het niet zo over eens – en dan mag je uit vrije wil een ander vragen jou dood te maken. Ja, ho, niet zo maar een ander: een professional hè! Een dokter, of iemand die ervoor opgeleid is. Dat moet wet worden, dat moeten we organiseren. Dit jaar riep de club de week van de euthanasie uit, die begint maandag! Een hele week! Inclusief de zondag!

Er was eens een land waar mensen steeds moeilijker dood gingen. Ziekten die vroeger een doodvonnis waren, werden chronische ziekten. Plotselinge hartaanvallen werden voorkomen met pillen en poeders. Maar het werd er niet leuker op.

De club van mensen die dood willen heeft dus wel een punt. Je kunt de dood niet eeuwig weg blijven duwen, alsof-ie er niet bij hoort. Mensen raken op, zeker als ze altijd moe zijn of alleen, en als ze vergaan van de pijn door allerlei akelige kwalen.
Het verval en de dood, ze horen erbij.

Niettemin heeft de club tegenreacties opgeroepen. De kerken zeggen: ‘mag niet’, en zwijgen verder. Zij hebben het te druk met zelf dood gaan, denk ik, ofschoon ze dat niet willen. Maar er zijn bijvoorbeeld twee ouderenbonden, die vinden dat de club van mensen die dood willen te beperkt kijkt. Leven is niet alleen je eigendom, zeggen zij, het is ook een gave. Mensen zijn niet alleen autonoom, zeggen zij, maar ook altijd met anderen verbonden. Mensen zijn niet alleen rationeel, maar ook kwetsbaar. En ook dan zijn ze waardevol.

De ouderenbonden maakten gespreksmateriaal, onder de titel Van stof en adem. Want we zijn niet alleen stof, vinden zij, we zijn ook adem, geest, ingeblazen. Met dat materiaal praten nu, heel voorzichtig en onwennig, groepen ouderen in dit land, waar we steeds moeilijker dood gaan. Ze willen zich voorbereiden, ze willen weten wat hen te wachten staat, en wat hun eigen grenzen zijn.

Gisteren nog – want dit is geen sprookje, dit is heus echt waar – gisteren nog zei een oudere dame die ik begeleidde in gesprekstraining: ‘Gek! Elke keer als ik met dit materiaal werk en aan de dood denk, word ik blij! Want ik vind het toch zo fijn dat ik nu leef!’

Want dat is het doel: vrede sluiten met de dood, en daarna nog lang en gelukkig leven.


Column voor de goed nieuws-rubriek in Café De Nieuwe Liefde, Amsterdam, 3 februari 2012

 

« »